Publicatie : 1998-09-22
Numac : 1998009722

MINISTERIE VAN JUSTITIE
10 JUNI 1998. - Wet tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het afluisteren, kennisnemen en opnemen van privécommunicatie en -telecommunicatie (1)



ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2. Een artikel 46bis, luidend als volgt, wordt in het Wetboek van Strafvordering ingevoegd :
« Art. 46bis.

§ 1. Bij het opsporen van de misdaden en wanbedrijven kan de procureur des Konings bij een gemotiveerde en schriftelijke beslissing van de operator van een telecommunicatienetwerk of van de verstrekker van een telecommunicatiedienst vorderen :
1° de abonnee of de gewoonlijke gebruiker van een telecommunicatiedienst te identificeren;
2° de identificatiegegevens mee te delen met betrekking tot telecommunicatiediensten waarop een bepaald persoon geabonneerd is of die door een bepaald persoon gewoonlijk gebruikt worden.
In geval van uiterst dringende noodzakelijkheid kan iedere officier van gerechtelijke politie, na mondelinge en voorafgaande instemming van de procureur des Konings, bij een gemotiveerde en schriftelijke beslissing deze gegevens opvorderen. De officier van gerechtelijke politie deelt deze gemotiveerde en schriftelijke beslissing en de verkregen informatie binnen vierentwintig uur mee aan de procureur des Konings en motiveert tevens de uiterst dringende noodzakelijkheid.

§ 2. Iedere operator van een telecommunicatienetwerk en iedere verstrekker van een telecommunicatiedienst van wie gevorderd wordt de in paragraaf 1 bedoelde gegevens mee te delen, verstrekt de procureur des Konings of de officier van gerechtelijke politie de gegevens die werden opgevraagd binnen een termijn te bepalen door de Koning, op het voorstel van de minister van Justitie en de minister bevoegd voor Telecommunicatie.
Iedere persoon die uit hoofde van zijn bediening kennis krijgt van de maatregel of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
Weigering de gegevens mee te delen, wordt gestraft met geldboete van zesentwintig frank tot tienduizend frank. ».

Art. 3. In artikel 47 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1967, worden de woorden « de artikelen 32 en 46 » vervangen door de woorden « de artikelen 32, 46 en 46bis ».

Art. 4. Het opschrift van paragraaf 4 van onderafdeling II, afdeling II, hoofdstuk VI, boek I van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 11 februari 1991, wordt vervangen door het volgende opschrift :

« § 4. Schriftelijke bewijzen, overtuigingsstukken en opsporen en lokaliseren van telecommunicatie. »

Art. 5. Artikel 88bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 1991 en gewijzigd bij de wet van 30 juni 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 88bis.

§ 1. Wanneer de onderzoeksrechter van oordeel is dat er omstandigheden zijn die het doen opsporen van telecommunicatie of het lokaliseren van de oorsprong of de bestemming van telecommunicatie noodzakelijk maken om de waarheid aan de dag te brengen, kan hij, zo nodig door daartoe de medewerking van de operator van een telecommunicatienetwerk of van de verstrekker van een telecommunicatiedienst te vorderen :
1° de oproepgegevens doen opsporen van telecommunicatiemiddelen van waaruit of waarnaar oproepen worden of werden gedaan;
2° de oorsprong of de bestemming van telecommunicatie laten lokaliseren.
In de gevallen bepaald in het eerste lid wordt voor ieder telecommunicatiemiddel waarvan de oproepgegevens worden opgespoord of waarvan de oorsprong of de bestemming van de telecommunicatie wordt gelokaliseerd, de dag, het uur, de duur, en, indien nodig, de plaats van de oproep vastgesteld en opgenomen in een proces-verbaal.
De onderzoeksrechter vermeldt de feitelijke omstandigheden van de zaak die de maatregel wettigen in een met redenen omkleed bevelschrift dat hij meedeelt aan de procureur des Konings.
Hij vermeldt ook de duur van de maatregel, die niet langer kan zijn dan twee maanden te rekenen vanaf het bevelschrift, onverminderd een hernieuwing.
In geval van ontdekking op heterdaad kan de procureur des Konings de maatregel bevelen voor de strafbare feiten die opgesomd worden in artikel 90ter, §§ 2, 3 en 4. In dat geval moet de maatregel binnen vierentwintig uur worden bevestigd door de onderzoeksrechter.
De procureur des Konings kan evenwel de maatregel bevelen indien de klager erom verzoekt, wanneer deze maatregel onontbeerlijk lijkt voor het vaststellen van een strafbaar feit bedoeld in artikel 114, § 8, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

§ 2. Iedere operator van een telecommunicatienetwerk en iedere verstrekker van een telecommunicatiedienst deelt de gegevens waarom verzocht werd mee binnen een termijn te bepalen door de Koning, op voorstel van de minister van Justitie en de minister bevoegd voor Telecommunicatie.
Iedere persoon die uit hoofde van zijn bediening kennis krijgt van de maatregel of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
Iedere persoon die zijn technische medewerking weigert aan de vorderingen bedoeld in dit artikel, medewerking waarvan de modaliteiten vastgesteld worden door de Koning, op voorstel van de minister van Justitie en de minister bevoegd voor Telecommunicatie, wordt gestraft met geldboete van zesentwintig frank tot tienduizend frank. »

Art. 6. In artikel 90ter, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wet van 13 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° er wordt een 4°bis ingevoegd, luidend als volgt :
« 4°bis de artikelen 368 en 369 van hetzelfde Wetboek »
2° de paragraaf wordt aangevuld als volgt :
« 18° artikel 10, § 1, 2°, van de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of productie-stimulerende werking;
19° artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 april 1974 betreffende sommige verrichtingen in verband met stoffen met hormonale, anti-hormonale, anabole, anti-infectieuze, anti-parasitaire, en anti-inflammatoire werking, welk artikel betrekking heeft op strafbare feiten waarop overeenkomstig de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica straffen worden gesteld;
20° de artikelen 3 en 5 van het koninklijk besluit van 5 februari 1990 betreffende sommige stoffen met beta-adrenergische werking, welke artikelen betrekking hebben op strafbare feiten waarop overeenkomstig de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen straffen worden gesteld. »

Art. 7. In artikel 90quater, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wet van 13 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden tussen de woorden « operator van dit netwerk » en de woorden « ertoe gehouden » de woorden « of de verstrekker van de telecommunicatiedienst » ingevoegd;
2° het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid :
« Iedere persoon die uit hoofde van zijn bediening kennis krijgt van de maatregel of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek. »;
3° de paragraaf wordt aangevuld met het volgende lid :
« Iedere persoon die zijn technische medewerking weigert aan de vorderingen bedoeld in dit artikel, medewerking waarvan de modaliteiten vastgesteld worden door de Koning, op voorstel van de minister van Justitie en de minister bevoegd voor Telecommunicatie, wordt gestraft met geldboete van zesentwintig frank tot tienduizend frank. »

Art. 8. In artikel 90sexies, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994, worden de woorden « de overschrijving en de eventuele vertaling ervan » vervangen door de woorden « de overschrijving van de door de aangewezen officier van gerechtelijke politie voor het onderzoek van belang geachte communicaties of telecommunicaties, de eventuele vertaling ervan en de vermelding van de aangehaalde onderwerpen en van de identificatiegegevens van het telecommunicatiemiddel waarnaar of van waaruit opgeroepen werd wat betreft de niet van belang geachte communicaties en telecommunicaties ».

Art. 9. Artikel 90sexies, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :
« Onverminderd de selectie door de officier van gerechtelijke politie bedoeld in het vorige lid, beoordeelt de rechter welke van alle opgevangen inlichtingen, communicaties of telecommunicaties van belang zijn voor het onderzoek. In zoverre deze inlichtingen, communicaties of telecommunicaties niet overgeschreven of vertaald zijn overeenkomstig het eerste lid, moeten zij bijkomend overgeschreven en vertaald worden. De rechter laat daarvan proces-verbaal opmaken. »

Art. 10. Artikel 90septies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 90septies. De communicatie of telecommunicatie opgevangen als gevolg van de maatregelen die genomen zijn met toepassing van de artikelen 90ter, 90quater en 90quinquies, wordt opgenomen. Het voorwerp van de maatregel en de dagen en uren waarop deze is uitgevoerd, worden opgenomen bij het begin en op het einde van iedere opname die erop betrekking heeft.
Iedere aantekening in het kader van de tenuitvoerlegging van de maatregelen bedoeld in het voorgaande lid door de daartoe aangewezen personen, die niet is opgetekend in een proces-verbaal, wordt vernietigd, met uitzondering van de overschrijving van de van belang geachte communicaties en telecommunicaties van de opname, de eventuele vertaling ervan en de vermelding van de aangehaalde onderwerpen en van de identificatiegegevens van de telecommunicatiemiddelen van waaruit of waarnaar opgeroepen werd wat betreft de niet van belang geachte communicaties en telecommunicaties. De voor de uitvoering van de maatregel aangewezen officier van gerechtelijke politie gaat over tot deze vernietiging en vermeldt dit in een proces-verbaal.
De opnamen worden samen met de overschrijving van de van belang geachte communicaties en telecommunicaties, de eventuele vertaling ervan, de vermelding van de aangehaalde onderwerpen en van de identificatiegegevens van de telecommunicatiemiddelen van waaruit of waarnaar opgeroepen werd wat betreft de niet van belang geachte communicaties en telecommunicaties, en de afschriften van de processen-verbaal onder verzegelde omslag ter griffie bewaard.
De griffier vermeldt in een per dag bijgehouden, bijzonder register :
1° het neerleggen van iedere opname, alsook van de overschrijving van de van belang geachte communicaties en telecommunicaties, de eventuele vertaling ervan en de vermelding van de aangehaalde onderwerpen en van de identificatiegegevens van de telecommunicatiemiddelen van waaruit of waarnaar opgeroepen werd wat betreft de niet van belang geachte communicaties en telecommunicaties;
2° het neerleggen van ieder afschrift van procesverbaal;
3° de dag van de neerlegging ervan;
4° de naam van de onderzoeksrechter die de maatregel heeft bevolen of bevestigd en het voorwerp ervan;
5° de dag waarop de zegels zijn verbroken en in voorkomend geval opnieuw zijn gelegd;
6° de datum van de kennisname van de opname, de overschrijving van de van belang geachte communicaties en telecommunicaties, de eventuele vertaling ervan en de vermelding van de aangehaalde onderwerpen en van de identificatiegegevens van de telecommunicatiemiddelen van waaruit of waarnaar opgeroepen werd wat betreft de niet van belang geachte communicaties en telecommunicaties of van de afschriften van de processen-verbaal, alsook de naam van de personen die er kennis van genomen hebben;
7° iedere andere gebeurtenis die erop betrekking heeft.
De rechter spreekt zich uit over het verzoek van de inverdenkinggestelde, de beklaagde, de burgerlijke partij of hun raadsman, om het geheel of gedeelten van de ter griffie neergelegde opnamen en overschrijvingen die niet zijn opgetekend in een proces-verbaal, te raadplegen, en over hun verzoek tot overschrijving van bijkomende delen van de opnamen.
Het verzoek dat gericht is tot de onderzoeksrechter, wordt behandeld overeenkomstig artikel 61quinquies. De onderzoeksrechter kan dit verzoek bovendien afwijzen om redenen die verband houden met de bescherming van andere rechten of belangen van personen.
Onverminderd hetgeen in de vorige leden is bepaald, spreekt de rechter zich uit over het verzoek van de inverdenkinggestelde, de beklaagde, de burgerlijke partij of hun raadsman om de gedeelten van de ter griffie neergelegde opnamen van privécommunicatie of -telecommunicatie waaraan de betrokkene heeft deelgenomen en die niet zijn overgeschreven en opgetekend in een proces-verbaal, te raadplegen, en over hun verzoek tot overschrijving van bijkomende delen van deze opnamen. »

Art. 11. Artikel 109ter E, § 2, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, ingevoegd bij de wet van 21 december 1994 en vernummerd bij de wet van 19 december 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« § 2. De Koning bepaalt, na het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te hebben ingewonnen, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de technische middelen waarmee de operatoren van telecommunicatienetwerken en de verstrekkers van telecommunicatiediensten, in voorkomend geval gezamenlijk, moeten instaan om het opsporen, lokaliseren, <afluisteren>, kennisnemen en opnemen van privételecommunicatie onder de voorwaarden bepaald door de artikelen 88bis en 90ter tot 90decies van het Wetboek van Strafvordering, mogelijk te maken.
Hij bepaalt tevens de grootte van de bijdrage in de investerings-, exploitatie-, en onderhoudskosten van deze middelen die ten laste is van de operatoren van telecommunicatienetwerken en van de verstrekkers van telecommunicatiediensten. »

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 10 juni 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS
_______
Nota's
(1) Zitting 1996-1997.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire bescheiden. - 1075-96/97 : nr. 1 : Wetsontwerp, nrs. 2 tot 7 : Amendementen, nr. 8 : Erratum, nr. 9 : Verslag, nr. 10 : Tekst aangenomen door de commissie, nr. 11 en 12 : Amendementen, nr. 13 : Artikelen aangenomen in plenaire vergadering, nr. 14 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 9, 11 en 18 december 1997.
Zitting 1997-1998.
Senaat.
Parlementaire Bescheiden. - 1-828-1997/1998, nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 2 : Amendementen, nr. 3 : Verslag, nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie, nr. 5 en 6 : Amendementen, nr. 7 : Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 31 maart en 2 april 1998.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire Bescheiden : 1075-96/97, nr. 15 : Ontwerp geamendeerd door de Senaat, nr. 16 : Amendementen, nr. 17 : Verslag, nr. 18 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 2 en 3 juni 1998.