Publicatie : 2017-11-29
Numac : 2017040838
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN |
FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, inzonderheid op artikel 31;
Gelet op het advies 62.015/2 van de Raad van State, gegeven op 27 september 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, vervangen bij de wet van 2 april 2003;
Op de voordracht van onze Minister van Binnenlandse Zaken,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan te worden onder:
1° wet: de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid;
2° administratie: de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Directie Private Veiligheid, binnen de FOD Binnenlandse Zaken;
3° onderneming voor camerasystemen: onderneming zoals bedoeld in artikel 7 van de wet;
4° keuringsinstelling: een onafhankelijke instelling die voldoet aan de criteria van de norm NEN-EN-ISO / IEC 17020;
5° minister: de minister van Binnenlandse Zaken.
HOOFDSTUK 2. - Aanvragen tot vergunning en tot vernieuwing van de vergunning
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 2. Elke natuurlijke of rechtspersoon die een vergunning wenst te verkrijgen als onderneming voor camerasystemen of de vernieuwing ervan richt daartoe bij aangetekende zending een ondertekende aanvraag aan de administratie.
De aanvraag dient de stukken en inlichtingen, bepaald in dit besluit, te bevatten.
De aanvraag tot vernieuwing dient ten minste zes maanden vóór de afloop van de vergunning bij de administratie ingediend te worden.
Afdeling 2. - Aanvraag uitgaande van een onderneming die een exploitatiezetel op Belgisch grondgebied heeft
Art. 3. De aanvraag uitgaande van een onderneming die een exploitatiezetel op Belgisch grondgebied heeft, bevat de volgende stukken en inlichtingen:
1° het ondernemingsnummer, zoals verkregen na inschrijving in de Kruispuntbank voor Ondernemingen;
2° het document zoals weergegeven in bijlage 1, behoorlijk ingevuld, ondertekend en gedagtekend;
3° een lijst van de personeelsleden met opgave van naam, voornaam, rijksregisternummer en functie;
4° per personeelslid, met uitzondering van het personeel zoals bedoeld in artikel 60, 6° van de wet, het document zoals weergegeven in bijlage 2, behoorlijk ingevuld, ondertekend en gedagtekend;
5° uittreksels uit het strafregister, die overeenstemmen met het model bedoeld in artikel 596, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering, of gelijkwaardige getuigschriften indien men zijn woonplaats in het buitenland heeft, die niet ouder zijn dan zes maanden op het ogenblik dat de aanvraag wordt ingediend, waaruit blijkt dat de onderneming beschikt over personeel dat voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 61, 1°, van de wet;
6° per personeelslid, met uitzondering van het personeel zoals bedoeld in artikel 60, 6° van de wet, een volledig ingevuld document tot instemming met het onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden, volgens het model bepaald door de Koning in uitvoering van artikel 68 van de wet, tenzij dit document eerder overgemaakt werd aan de administratie;
7° een kopie van de bekwaamheidsattesten of certificaten waaruit blijkt dat de onderneming beschikt over personeel dat voldoet aan de door de Koning gestelde voorwaarden inzake beroepsopleiding en beroepservaring, of, wanneer de personen in kwestie een uitzonderingsregeling genieten, de verwijzing hiernaar;
8° het telefoonnummer en elektronisch contactadres van de onderneming;
9° indien het een aanvraag tot vernieuwing betreft, de bewijsstukken waaruit blijkt dat de onderneming de activiteiten waarvoor ze de vernieuwing van de vergunning aanvraagt werkelijk heeft uitgeoefend in de loop van de twee voorafgaande jaren;
10° de eventuele competentiecertificaten die de onderneming heeft verworven en die op de lijst van pertinente certificaten voorkomen, zoals bepaald door de minister in uitvoering van artikel 23 van de wet;
11° een keuringsverslag dat niet ouder is dan zes maanden op het ogenblik dat de aanvraag wordt ingediend, afgeleverd door een door de minister aangewezen keuringsinstelling, waaruit blijkt dat de onderneming voldoet aan de minimumvereisten inzake personeel en organisatorische, technische en infrastructurele middelen, zoals bepaald door de Koning in uitvoering van artikel 32 van de wet.
Art. 4. De aanvraag tot vernieuwing bevat de geactualiseerde stukken en inlichtingen zoals bepaald in artikel 3.
Afdeling 3. - Aanvraag uitgaande van een onderneming die geen exploitatiezetel op Belgisch grondgebied heeft
Art. 5. Indien de aanvraag uitgaat van een onderneming die geen exploitatiezetel op Belgisch grondgebied heeft, heeft de aanvrager de keuze:
1° ofwel bevat de aanvraag de stukken en de inlichtingen zoals bepaald in artikel 3;
2° ofwel bevat de aanvraag per element dat overeenkomstig artikel 3 vereist is, de schriftelijke bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat de onderneming in het kader van de wettelijke en gereglementeerde uitoefening van de beoogde activiteiten in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte Unie reeds waarborgen heeft verstrekt aan de overheid van deze lidstaat en dewelke door deze overheid werden goedgekeurd. Deze waarborgen dienen gelijkwaardig te zijn aan de waarborgen, vereist door de wet en haar uitvoeringsbesluiten.
Documenten die uitsluitend van de betrokkene zelf uitgaan en die niet vergezeld gaan van stukken uitgaande van derden, waardoor de authenticiteit ervan wordt aangetoond, worden als onvoldoende bewijs beschouwd.
De minister oordeelt of de waarborgen dewelke door de bevoegde overheid in de lidstaat van herkomst werden aanvaard, gelijkwaardig zijn.
Art. 6. De aanvraag tot vernieuwing van de vergunning als onderneming voor camerasystemen die geen exploitatiezetel in België heeft, bevat:
1° ofwel de stukken en inlichtingen bedoeld in artikel 4;
2° ofwel een overzicht van alle wijzigingen en de bewijsmiddelen van deze wijzigingen, van de gegevens, bepaald in artikel 5, eerste lid, 2°, toegezonden in het kader van de aanvraag tot vergunning of van de laatste vernieuwing van de vergunning.
HOOFDSTUK 3. - Beslissingen en melding van de wijzigingen in de situatie van de onderneming
Art. 7. Beslissingen omtrent de aanvragen houdende vergunning, of houdende vernieuwing van de vergunning, worden genomen bij besluit waarvan een voor eensluidend verklaard afschrift aan de aanvrager wordt toegezonden.
Art. 8. Elke wijziging van de situatie van de onderneming die een wijziging inhoudt van de naam, de handelsbenaming, het adres van de maatschappelijke zetel, de personen bedoeld in artikel 60, 2°, van de wet, het telefoonnummer of het elektronisch contactadres, wordt binnen de 15 dagen ter kennis gebracht van de administratie.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 9. De minister kan bepalen dat één of meerdere documenten of gegevens bedoeld in dit besluit, op elektronische wijze dienen ingevuld, ondertekend en/of aan de administratie overgemaakt te worden.
De minister kan bepalen dat omdat ze door de administratie op een geautomatiseerde wijze kunnen worden geraadpleegd, één of meerdere gegevens of documenten niet langer door de onderneming moeten worden overgemaakt.
Art. 10. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn publicatie.
In afwijking van het eerste lid, bepaalt de minister de datum van inwerkingtreding van artikel 3, 11°.
Art. 11. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 november 2017.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,
J. JAMBON