Moniteur Belge - Belgisch Staatsblad
ZIE HOOFDSTUK XVIII
Publicatie : 2016-04-29
|
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN, FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE, MINISTERIE VAN LANDSVERDEDIGING EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER |
FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
TITEL I. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
TITEL II. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 24 mei 1888 houdende regeling van de toestand der te Luik gevestigde proefbank voor vuurwapens
Art. 2. Artikel 11 van de wet van 24 mei 1888 houdende regeling van de toestand der te Luik gevestigde proefbank voor vuurwapens, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1923, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"De door de politiediensten gebruikte munitie valt evenmin onder de toepassing van artikel 10.".
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet op het politieambt
Art. 3. In artikel 5, tweede lid, van de wet op het politieambt, gewijzigd bij de wet van 7 december 1998, worden de woorden ", van de auditeur-generaal bij het militair gerechtshof" en de woorden ", van de krijgsauditeurs" opgeheven.
Art. 4. In artikel 5/6 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 december 1998, worden de woorden "of van de krijgsauditeur" opgeheven.
Art. 5. In hoofdstuk II, afdeling 6, van dezelfde wet wordt een artikel 13bis ingevoegd, luidende :
"Art. 13bis. De gerechtelijke overheden, de ambtenaren en agenten van de openbare diensten delen aan de minister van Binnenlandse Zaken alle nuttige inlichtingen mee die ze bezitten en die betrekking hebben op de bescherming van het leven of de fysieke integriteit van de te beschermen personen met inachtneming van de door hun verantwoordelijke overheid bepaalde regels.
De minister van Binnenlandse Zaken deelt aan de algemene directie bestuurlijke politie van de federale politie alle inlichtingen mee noodzakelijk ter uitvoering van de beschermingsopdrachten die haar zijn opgedragen.".
Art. 6. In artikel 22 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid worden de woorden "Zij zijn belast met het uiteendrijven van" vervangen door de woorden "Op beslissing van de bestuurlijke politieoverheid of op initiatief van de politieambtenaar die, overeenkomstig de artikelen 7/1, 7/2 of 7/3, belast is met de operationele leiding van de ordedienst, gaan zij over tot het uiteendrijven van";
2° in het derde lid wordt het woord "federale" opgeheven.
Art. 7. In artikel 23 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 december 1998 en de wet van 2 april 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het woord ", krijgsauditeur," opgeheven;
2° in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden "het bestuur der strafinrichtingen" vervangen door de woorden "de directeur-generaal van de penitentiaire inrichtingen of zijn afgevaardigde";
3° in paragraaf 5 worden de woorden "het Bestuur der strafinrichtingen" vervangen door de woorden "de penitentiaire inrichtingen".
Art. 8. Artikel 30 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 december 1998, wordt vervangen als volgt :
"Art. 30. § 1. De politieambtenaren mogen, in de plaatsen waartoe zij wettelijk toegang hebben, de voorwerpen of dieren die een gevaar betekenen voor het leven of de lichamelijke integriteit van personen of de veiligheid van goederen aan het vrije beschikkingsrecht van de eigenaar, de bezitter of de houder onttrekken, zolang zulks met het oog op de openbare veiligheid of de openbare rust vereist is.
Deze bestuurlijke inbeslagneming geschiedt overeenkomstig de richtlijnen en onder de verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke politie.
§ 2. De voorwerpen die zijn in beslag genomen bij wijze van bestuurlijke maatregel, worden gedurende maximaal zes maanden ter beschikking gehouden van de houder, bezitter of eigenaar tenzij het om dwingende redenen van openbare veiligheid gerechtvaardigd is om ze onmiddellijk te vernietigen.
Tot die vernietiging wordt besloten door de bevoegde overheid van bestuurlijke politie.
§ 3. De Koning kan de nadere regels bepalen voor het bewaren, teruggeven of vernietigen van de in beslag genomen voorwerpen.".
Art. 9. In de Franse tekst van artikel 33ter, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden "registre des personnes retenues" vervangen door de woorden "registre des privations de liberté".
Art. 10. In artikel 34, § 1, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "een misdrijf" vervangen door de woorden "een feit strafbaar met een administratieve of strafrechtelijke sanctie".
Art. 11. In artikel 35 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 december 1998, wordt het tweede lid vervangen als volgt :
"Zij mogen deze personen zonder hun instemming niet onderwerpen of laten onderwerpen aan vragen of beeldopnamen gemaakt door journalisten of derden die vreemd zijn aan hun zaak.".
Art. 12. In artikel 41, § 1, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 4 april 2014, wordt het zevende lid vervangen als volgt :
"Het in het derde lid bedoelde interventienummer bestaat uit vijf cijfers die afgeleid zijn van het identificatienummer van de politieambtenaar of de agent van politie.".
Art. 13. In artikel 44/11/9, § 1, 4°, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 18 maart 2014, worden de woorden "en de administratie toezicht, controle en vaststellingen" ingevoegd tussen de woorden "de onderzoeks- en opsporingsdiensten" en de woorden "van de Algemene Administratie der douane en accijnzen".
Art. 14. Artikel 44/11/12, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 18 maart 2014, wordt aangevuld met de bepaling onder g), luidende :
"g) de evaluatie van de betrouwbaarheid, de omgeving en de antecedenten van de personeelsleden bedoeld in punt b).".
Art. 15. Artikel 44/13 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 april 2006, wordt vervangen als volgt :
"Art. 44/13. In het raam van de bijstand voorzien in artikel 44/12 :
1° voeren de agenten van politie, op bevel en onder de verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke of gerechtelijke politie, de doorzoeking van gebouwen en vervoermiddelen bedoeld in artikel 27 en de veiligheidsfouillering en gerechtelijke fouillering bedoeld in artikel 28, uit;
2° verzekeren de agenten van politie, op bevel en onder de verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke of gerechtelijke politie, de bewaking van de personen die van hun vrijheid zijn beroofd in uitvoering van de artikelen 15, 1° en 2°, 31 en 34.".
Art. 16. In artikel 52 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 december 1998, de wet van 15 mei 2007, de wet van 29 december 2010 en de wet van 21 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 3 wordt aangevuld met twee leden, luidende :
"Aan het personeelslid dat een vordering tegen de Staat, de gemeente of de meergemeentezone instelt, wordt geen rechtshulp verleend.
De rechtshulp kan worden geweigerd aan het personeelslid dat een vordering tegen een ander personeelslid instelt.";
2° in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden " § 3, tweede en derde lid" vervangen door de woorden " § 3, tweede, derde en vijfde lid".
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst
Art. 17. In artikel 3 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, gewijzigd bij de wet van 4 februari 2010 en de wet van 6 december 2015, wordt de bepaling onder 3° opgeheven.
Art. 18. In artikel 5, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden "bij artikel 7" vervangen door de woorden "bij artikel 7, 1° ".
Art. 19. In artikel 6, § 3, van dezelfde wet worden de bepalingen onder 1°, 3°, 4°, 5° en 6° opgeheven.
Art. 20. In artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 december 2015, wordt de bepaling onder 3° opgeheven.
Art. 21. In artikel 8 van dezelfde wet wordt de bepaling onder 5° opgeheven.
Art. 22. De artikelen 22 tot 35 van dezelfde wet worden opgeheven.
Art. 23. De opschriften van de afdelingen 2 en 3 van hoofdstuk III van dezelfde wet worden opgeheven.
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus
Art. 24. In artikel 9, derde lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, ingevoegd bij de wet van 30 december 2009, worden de woorden "tot 1 januari 2011" vervangen door de woorden "tot 1 januari 2018".
Art. 25. In de Franse tekst van artikel 21ter, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 2 april 2001, wordt het woord "relatives" vervangen door het woord "relative".
Art. 26. In artikel 41, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004, worden de woorden "bedoeld in artikel 61 of die bedoeld in de artikelen 96bis of 105bis" vervangen door de woorden "bedoeld in de artikelen 61 of 104bis".
Art. 27. In de Franse tekst van artikel 68, tweede lid, van dezelfde wet, wordt het woord "sensé" vervangen door het woord "censé".
Art. 28. In de Franse tekst van artikel 69 van dezelfde wet, wordt in de Franse tekst het woord "à" ingevoegd tussen de woorden "de l'arrêté," en de woorden "l'autorité communale".
Art. 29. In titel II van dezelfde wet wordt een hoofdstuk VIII ingevoegd dat de artikelen 91/11 tot 91/15 bevat, luidende :
"Hoofdstuk VIII. - Wijziging van de grenzen van de politiezones
Art. 91/11. De wijziging bedoeld in artikel 9, derde lid, geeft aanleiding tot de gelijktijdige inrichting van verscheidene nieuwe politiezones ingevolge de splitsing van één of meer vorige meergemeentepolitiezones. Die wijziging moet een operationele of organisatorische meerwaarde hebben.
Art. 91/12. De gemeenteraden van de gemeenten die deel uitmaken van de vorige politiezones die betrokken zijn bij de wijziging van de grenzen van de politiezones, dienen daartoe een gezamenlijke, met redenen omklede aanvraag in bij de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie.
Zij voegen bij die aanvraag de elementen bedoeld in artikel 257quinquies/12.
De Koning bepaalt, op voorstel van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, het territoriaal ambtsgebied van de nieuwe politiezones.
Art. 91/13. De artikelen 91/3, 91/4 en 91/6 tot 91/9 zijn van toepassing op de nieuwe meergemeentepolitiezone(s) die het gevolg is (zijn) van de wijziging van de grenzen van de politiezones.
Art. 91/14. In het geval van een wijziging van de grenzen van de vorige politiezones van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, omvat de politieraad van de nieuwe politiezone die daaruit resulteert een aantal leden van de Nederlandstalige taalgroep dat gelijk is aan het hoogste aantal raadsleden, respectievelijk toegekend door artikel 22bis, § 1, aan de vorige politiezones die één van de gemeenten van de nieuwe politiezone omvat.
Art. 91/15. De federale toelage die wordt toegekend aan de vorige politiezone(s), wordt verdeeld tussen de nieuwe politiezones die resulteren uit de wijziging van de grenzen van de politiezones à rato van de loonkosten van de personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de vorige politiezone(s) die overgeheveld worden naar elk van de nieuwe politiezones.
De loonkosten worden bepaald door de verloningen die zijn toegekend aan de personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de vorige politiezone(s) in de maand voorafgaand aan de maand van de indiening van de aanvraag bedoeld in artikel 91/12.".
Art. 30. Artikel 94 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2006 en de wet van 19 juli 2012, wordt vervangen als volgt :
"Art. 94. Het ambtsgebied van de gedeconcentreerde directies en diensten van de federale politie bedoeld in artikel 93, § 2, eerste lid, 1° tot 3°, is dat van de gerechtelijke arrondissementen en de zetel van die directies en diensten bevindt zich binnen het ambtsgebied van de respectieve gerechtelijke arrondissementen, behoudens met betrekking tot het gerechtelijk arrondissement Brussel en behoudens uitzonderingen wegens bijzondere omstandigheden. In dat geval, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het ambtsgebied en de zetel van de gedeconcentreerde directies en diensten om rekening te houden met het gerechtelijk arrondissement Brussel en met die bijzondere omstandigheden.".
Art. 31. Artikel 96bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2002, wordt opgeheven.
Art. 32. Artikel 97 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Onverminderd de bevoegdheden van de minister of de staatssecretaris bevoegd voor de Noordzee, staat de federale politie voor het vervullen van haar opdrachten van bestuurlijke politie in de Belgische territoriale zee, de exclusieve economische zone en op het continentaal plat, onder het gezag van de gouverneur van de provincie West-Vlaanderen.".
Art. 33. Artikel 101, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 26 maart 2014, wordt aangevuld met de bepaling onder 6°, luidende :
"6° de uitvoering van de opdrachten tot bescherming van de personen die haar door de minister van Binnenlandse Zaken of diens afgevaardigde worden toevertrouwd.".
Art. 34. In artikel 106, tweede lid, van dezelfde wet, worden de woorden "gerechtelijke gedeconcentreerde diensten" vervangen door de woorden "gedeconcentreerde gerechtelijke directies".
Art. 35. In artikel 115, § 7, 2°, van dezelfde wet worden de woorden "het Ministerie van Binnenlandse Zaken" vervangen door de woorden "de federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken".
Art. 36. Artikel 118 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 16 juli 2005, de wet van 28 december 2006 en de wet van 31 juli 2013, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels voor de indienstneming van een personeelslid bij een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur voor een statutaire betrekking van het administratief en logistiek kader.".
Art. 37. Artikel 138, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 december 2006, wordt aangevuld met de bepalingen onder 5° en 6°, luidende :
"5° volgens de door de Koning bepaalde nadere regels, de politieambtenaren van het basiskader die aangewezen zijn voor een betrekking in een onderzoeks- en opsporingsdienst van de lokale politie of voor een betrekking binnen de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie;
6° op hun vraag en volgens de door de Koning bepaalde nadere regels, de inspecteurs van politie met 6 jaar kaderanciënniteit.".
Art. 38. In artikel 141, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden "en de bewapening" vervangen door de woorden ", de bewapening en de munitie".
Art. 39. In titel VIII van dezelfde wet wordt een hoofdstuk VI ingevoegd dat de artikelen 257quinquies/11 tot 257quinquies/16 bevat, luidende :
"Hoofdstuk VI. - Modaliteiten en gevolgen van de wijziging van de grenzen van de politiezones
Art. 257quinquies/11. Zijn van toepassing op de nieuwe meergemeentepolitiezone(s) resulterend uit de wijziging van de grenzen van de politiezones :
- het artikel 257quinquies/1 binnen de perken van de naamlijst bedoeld in artikel 257quinquies/12;
- de artikelen 257quinquies/2 tot 6;
- het artikel 257quinquies/7 binnen de perken van de inventaris bedoeld in artikel 257quinquies/12;
- het artikel 257quinquies/9, § 1, met dien verstande dat de eindafrekening van de vorige politiezone vergezeld is van de balans.
Art. 257quinquies/12. De gemeenteraden bedoeld in artikel 91/12 nemen, op advies van de korpschefs van de vorige politiezones, volgende handelingen aan :
- de naamlijst van de personeelsleden die worden overgeheveld naar elk van de nieuwe politiezones : de naamlijst wordt als zodanig vastgesteld dat de in artikel 3 voorziene minimale dienstverlening verzekerd is in elke van de nieuwe politiezones;
- de inventaris van de roerende goederen die worden overgedragen naar elk van de nieuwe politiezones;
- de regeling betreffende de overname van de lopende geschillenprocedures.
Art. 257quinquies/13. § 1. De onroerende goederen, eigendom van de vorige politiezone, worden overgedragen naar de nieuwe politiezone op wiens grondgebied ze zich bevinden. De nieuwe politiezone neemt de rechten, plichten en lasten betreffende de onroerende goederen waarvan de eigendom haar werd overgedragen, over.
§ 2. Het bedrag van het correctiemechanisme dat de vorige politiezone verschuldigd was of genoot, met toepassing van het correctiemechanisme bedoeld in artikel 248quater, wordt verdeeld tussen de nieuwe politiezones ten belope van het aandeel van het personeelsbestand van de vorige politiezone dat overgeheveld wordt naar elk ervan.
§ 3. De nieuwe politiezone neemt de rechten, plichten en lasten over die voortvloeien uit de huurovereenkomsten, afgesloten door de vorige politiezone ten bate van de lokale politie, met betrekking tot de onroerende goederen die zich bevinden op het grondgebied van de nieuwe politiezone.
Art. 257quinquies/14. § 1. De eindafrekening(en) en de balans van de vorige politiezone(s) waarvoor de wijziging van de grenzen van de politiezones geldt, worden opgesteld op de laatste dag van het trimester die de datum van de instelling van de lokale politie binnen de nieuwe politiezones voorafgaat.
§ 2. De nieuwe politiezones nemen van rechtswege de activa en passiva van de vorige politiezone(s), waarop zij volg(t)(en), over ten belope van het aandeel van het personeelsbestand van de vorige politiezone(s) dat wordt overgeheveld naar elk van de nieuwe politiezones.
§ 3. De eindafrekening(en) en de balans van de vorige politiezone(s) waarvoor de wijziging van de grenzen van de politiezones geldt, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de politieraden of politieraad en aan de gemeenteraad van de nieuwe politiezones.
Art. 257quinquies/15. Onverminderd artikel 257quinquies/4, wordt iedere procedure betreffende de overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten die is afgesloten ten gunste van de vorige politiezone, voortgezet, te rekenen van de datum van de instelling van de lokale politie binnen de nieuwe politiezone en binnen de perken van de werken, leveringen of diensten die zij geniet, door de nieuwe politiezone.
Het eerste lid geldt ook voor de uitvoering van de overheidsopdrachten die vóór diezelfde datum zijn gegund.
Art. 257quinquies/16. Voorafgaandelijk aan de instelling van de lokale politie binnen de nieuwe politiezone en het akkoord van de andere gemeenten van de desbetreffende vorige politiezone, kan een overeenkomst worden gesloten tussen de gemeenten die deel zullen uitmaken van de nieuwe politiezone om de werkingsmodaliteiten in de hoedanigheid van één enkele operationele entiteit vast te leggen.".
HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen
Art. 40. In artikel 22 van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het vijfde lid worden de woorden ", aan het geheim van een lopend opsporings- of gerechtelijk onderzoek" ingevoegd tussen de woorden "aan de bescherming van de bronnen" en de woorden "of aan de bescherming van het privéleven van derden";
2° het vijfde lid wordt aangevuld met de volgende zin :
"Als deze geheimen betrekking hebben op een lopend opsporings- of gerechtelijk onderzoek, overlegt de veiligheidsoverheid hierover voorafgaandelijk met de bevoegde magistraat.".
HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten
Art. 41. In artikel 28 van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten, wordt het woord "hulpagenten" vervangen door het woord "agenten".
Art. 42. In artikel 29 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in het eerste lid, 1°, wordt het woord "hulpagenten" vervangen door het woord "agenten";
b) in het derde lid wordt het woord "ministeries" vervangen door de woorden "federale overheidsdiensten".
HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten
Art. 43. In artikel 2 van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, worden de woorden "en de algemene inspectie bedoeld in respectievelijk de artikelen 116 en 143 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 116 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus en van de algemene inspectie bedoeld in de wet van 15 mei 2007 op de algemene inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten".
Art. 44. In artikel 19 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2001 en de wet van 27 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
- in de bepalingen onder 1°, a), en 2°, a), wordt het woord "hulpagenten-" telkens vervangen door de woorden "kader van agenten van politie, het";
- in de bepalingen onder 1°, a) en b), 2°, a) en b), en 3°, a) en b), worden de woorden "niveau 1" telkens vervangen door de woorden "niveau A".
Art. 45. In artikel 20 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2001 en de wet van 27 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
- in de bepalingen onder 1°, a), en 2°, a), wordt het woord "hulpagenten-" telkens vervangen door de woorden "kader van agenten van politie, het";
- in de bepalingen onder 2°, a) en b), worden de woorden "niveau 1" telkens vervangen door de woorden "niveau A".
Art. 46. In artikel 21 van dezelfde wet worden de woorden "Met uitzondering van de verbindingsambtenaren bedoeld in artikel 105, vierde lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, worden in geval dat een politieambtenaar bij een ander korps of dienst is gedetacheerd, de lichte tuchtstraffen" vervangen door de woorden "In geval dat een politieambtenaar bij een ander korps of dienst is gedetacheerd, worden de lichte tuchtstraffen voor de feiten die gepleegd zijn gedurende de detachering".
Art. 47. In artikel 24, eerste lid, 3°, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 mei 2001, worden de woorden "artikel 44/4" vervangen door de woorden "artikel 44/7".
Art. 48. In artikel 26, tweede lid, 2°, van dezelfde wet worden de woorden "of de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie" ingevoegd tussen de woorden "de provinciegouverneur" en de woorden "en de burgemeester".
Art. 49. In artikel 31 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "in artikel 44/4" worden vervangen door de woorden "in artikel 44/7";
2° de woorden "in artikel 44/7" worden vervangen door de woorden "in artikel 44/6".
Art. 50. In artikel 40 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 31 mei 2001, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende :
"In elke kamer moet minstens één persoon van elk geslacht vertegenwoordigd zijn.".
Art. 51. In artikel 60, derde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2006, worden de woorden "in artikel 44/4" vervangen door de woorden "in artikel 44/7".
HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van de wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden
Art. 52. In artikel 4 van de wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden, wordt het woord "hulpagent" vervangen door het woord "agent".
HOOFDSTUK IX. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten ("RPPol")
Art. 53. In het RPPol, worden de volgende onderdelen en artikelen, bekrachtigd bij de wet van 26 april 2002, opgeheven :
- artikel I.I.1, 1° tot 5°, 7° tot 10°, 11° tot 13°, 15° en 25° ;
- artikel II.I.11;
- de artikelen II.II.1 en II.II.2;
- artikel II.III.2;
- titel III van deel III, die de artikelen III.III.1 en III.III.2 bevat;
- titel V van deel III, die de artikelen III.V.1 en III.V.2 bevat;
- onderafdeling 2 van afdeling 2 van hoofdstuk I van titel I van deel IV, die de artikelen IV.I.4 tot IV.I.6 bevat;
- de artikelen IV.I.7 tot IV.I.11;
- artikel IV.I.15, tweede lid;
- artikel IV.I.35;
- onderafdeling 2 van afdeling 2 van hoofdstuk II van titel I van deel IV, die de artikelen IV.I.41 tot IV.I.43 bevat;
- de artikelen IV.I.44 tot IV.I.46;
- artikel IV.I.49, eerste lid;
- artikel VII.II.1, § 2;
- artikel VII.II.2;
- artikel VII.II.5;
- afdeling 1 van hoofdstuk III van titel II van deel VII, die het artikel VII.II.6 bevat;
- onderafdeling 1 van afdeling 2 van hoofdstuk III van titel II van deel VII, die het artikel VII.II.7 bevat;
- onderafdeling 2 van afdeling 2 van hoofdstuk III van titel II van deel VII, die het artikel VII.II.8 bevat;
- artikel VII.II.11, tweede lid;
- artikel VII.II.12, tweede lid;
- artikel VII.IV.7, eerste lid;
- onderafdeling 1 van afdeling 2 van hoofdstuk III van titel IV van deel VII, die het artikel VII.IV.8 bevat;
- onderafdeling 2 van afdeling 2 van hoofdstuk III van titel IV van deel VII, die het artikel VII.IV.9 bevat;
- artikel VII.IV.13, tweede lid;
- artikel VII.IV.14, tweede lid;
- artikel VII.IV.15, tweede lid;
- artikel IX.I.2, eerste en derde lid;
- de artikelen IX.I.3 en IX.I.4;
- artikel IX.I.6, vierde lid;
- artikel IX.I.7, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2007;
- artikel IX.I.8;
- artikel IX.I.10;
- artikel IX.I.12;
- artikel XI.II.1, eerste lid;
- artikel XI.II.2;
- artikel XI.II.16, tweede lid;
- artikel XI.II.24, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2003;
- de artikelen XI.II.25 tot XI.II.28.
Art. 54. In artikel XII.VII.6 RPPol, bekrachtigd bij de wet van 30 december 2001, worden de woorden "artikel IX.I.7" vervangen door de woorden "artikel 83 van de wet van 26 april 2002".
Art. 55. In artikel XII.VII.17, eerste lid, RPPol, bekrachtigd bij de wet van 30 december 2001 en vervangen bij de wet van 3 juli 2005, worden de woorden "artikel VII.II.6" vervangen door de woorden "artikel 37 van de wet van 26 april 2002".
Art. 56. In artikel XII.VII.18, § 1, RPPol, bekrachtigd bij de wet van 30 december 2001 en vervangen bij de wet van 3 juli 2005, worden de woorden "artikel VII.II.6" vervangen door de woorden "artikel 37 van de wet van 26 april 2002".
Art. 57. In artikel XII.IX.4, vierde lid, RPPol, ingevoegd bij de wet van 2 augustus 2002, worden de woorden "artikel IV.I.4, 6° " vervangen door de woorden "artikel 12, eerste lid, 6°, van de wet van 26 april 2002".
HOOFDSTUK X. - Wijzigingen van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten
Art. 58. In artikel 2 van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in de bepaling onder 6° wordt het woord "hulpagent" vervangen door het woord "agent" en wordt het woord "hulpagenten" vervangen door het woord "agenten";
b) in de bepaling onder 11° worden de woorden "en 56 van de wet en in artikel 27" vervangen door de woorden ", 56 en 108bis van de wet".
Art. 59. Het opschrift van hoofdstuk II van titel II van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 3 juli 2005, wordt vervangen als volgt :
"Hoofdstuk II. - De graden, de titels en de kwalificatieven".
Art. 60. In artikel 3, eerste lid, 4°, van dezelfde wet wordt het woord "hulpagenten" vervangen door het woord "agenten" en wordt het woord "hulpagent" telkens vervangen door het woord "agent".
Art. 61. In artikel 4 van dezelfde wet wordt het woord "hulpagenten" vervangen door het woord "agenten".
Art. 62. In titel II, hoofdstuk II, van dezelfde wet wordt een afdeling 3 ingevoegd, die het artikel 11bis bevat, luidende :
"Afdeling 3. - De kwalificatieven
Art. 11bis. De graad van het personeelslid dat over dertien jaar graadanciënniteit beschikt, wordt voorafgegaan door het kwalificatief "eerste".
De Koning bepaalt de nadere regels van de overgangsregeling ter zake.".
Art. 63. In artikel 12 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 juli 2005 en de wet van 21 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in het eerste lid wordt het woord "hulpagent" vervangen door het woord "agent";
b) in het eerste lid wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt :
"3° van onberispelijk gedrag zijn en geen risicofactoren vertonen die een beletsel tot indienstneming bij de politie vormen;";
c) het tweede lid wordt vervangen als volgt :
"De voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 3°, blijken uit :
a) een voor eensluidend verklaard afschrift van het volledige strafregister dat minder dan drie maanden oud is op de datum van de kandidaatstelling;
b) een onderzoek van de omgeving en de antecedenten dat onder meer een gesprek met de kandidaat in zijn woonplaats en eventuele verblijfplaats omvat, gevoerd door het korps van lokale politie;
c) alle beschikbare inlichtingen die door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse worden overgezonden;
d) alle beschikbare inlichtingen betreffende de gemeentelijke administratieve sancties opgelegd voor een gemengde inbreuk;
e) de gerechtelijke gegevens die door de politiediensten worden overgezonden mits toelating van de bevoegde gerechtelijke overheden;
f) de andere gevalideerde gegevens en informatie waarover de politiediensten beschikken.".
Art. 64. In artikel 19 van dezelfde wet wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt :
"3° van onberispelijk gedrag zijn en geen risicofactoren vertonen die een beletsel tot indienstneming bij de politie vormen;".
Art. 65. In artikel 21 van dezelfde wet, wordt het tweede lid, gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, vervangen als volgt :
"De voorwaarden bedoeld in artikel 19, 3°, blijken uit :
a) een voor eensluidend verklaard afschrift van het volledige strafregister dat minder dan drie maanden oud is op de datum van de kandidaatstelling;
b) een onderzoek van de omgeving en de antecedenten dat onder meer een gesprek met de kandidaat in zijn woonplaats en eventuele verblijfplaats omvat, gevoerd door het korps van lokale politie;
c) alle beschikbare inlichtingen die door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse worden overgezonden;
d) alle beschikbare inlichtingen betreffende de gemeentelijke administratieve sancties opgelegd voor een gemengde inbreuk;
e) de gerechtelijke gegevens die door de politiediensten worden overgezonden mits toelating van de bevoegde gerechtelijke overheden;
f) de andere gevalideerde gegevens en informatie waarover de politiediensten beschikken.".
Art. 66. In artikel 25 van dezelfde wet worden de woorden "de directeur van de door hem aangewezen dienst" vervangen door de woorden "het personeelslid dat de door hem aangewezen directie of dienst leidt,".
Art. 67. Artikel 26 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Het personeelslid dat in dienst werd genomen bij een arbeidsovereenkomst en dat niet langer een betrekking, bedoeld in het eerste lid, 1°, bekleedt, kan, op beslissing van de benoemende overheid, in dienst blijven onder het stelsel van een arbeidsovereenkomst.".
Art. 68. In artikel 33 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, worden de woorden "van hoger officier of die wordt aangewezen voor een mandaat van hoger officier" vervangen door de woorden "van hoofdcommissaris van politie of die wordt aangewezen voor een mandaat bedoeld in artikel 66, eerste lid".
Art. 69. In artikel 40 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het woord "hulpagent" wordt vervangen door het woord "agent";
2° de woorden "de directeur van de door de minister aangewezen dienst" worden vervangen door de woorden "het personeelslid dat de door de minister aangewezen directie of dienst leidt".
Art. 70. In de artikelen 41, gewijzigd bij de wet van 3 juli 2005, 45, 46 en 47 van dezelfde wet worden de woorden "de directeur van de door de minister aangewezen dienst" telkens vervangen door de woorden "het personeelslid dat de door de minister aangewezen directie of dienst leidt".
Art. 71. In artikel 92 van dezelfde wet worden de woorden "de ambtenaar" vervangen door de woorden "het personeelslid".
Art. 72. In artikel 93, § 1, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "de ambtenaar" vervangen door de woorden "het personeelslid".
Art. 73. In artikel 95 van dezelfde wet wordt het woord "ministeries" vervangen door de woorden "federale overheidsdiensten".
Art. 74. In dezelfde wet wordt een hoofdstuk XIIbis ingevoegd dat het artikel 96bis bevat, luidende :
"Hoofdstuk XIIbis. - Tussenkomst van de Staat, de gemeente of de meergemeentezone in sommige gevallen van weigering van tussenkomst van verzekeringsmaatschappijen
Art. 96bis. § 1. Aan de personeelsleden die, ingevolge een overlijden of letsels opgelopen naar aanleiding van een buitenlandse dienstopdracht, geconfronteerd worden met een uitsluiting door hun verzekeringsmaatschappij met als gevolg het niet betalen van het kapitaal of van de rente bepaald in het kader van de waarborgen voorzien in hun levens- of ongevallenverzekeringscontract, of aan hun rechthebbenden, wordt een vergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag dat door de verzekeringsmaatschappij had dienen uitgekeerd te worden indien ze geen beroep had gedaan op de uitsluitingsclausule.
Deze vergoeding wordt verleend :
1° voor zover het personeelslid alle nodige maatregelen heeft genomen om zijn verzekeringsmaatschappij in te lichten om, eventueel mits de betaling van een bijpremie, de dekking van het risico voorzien in het contract te behouden;
2° voor zover het betrokken verzekeringscontract reeds vóór de buitenlandse dienstopdracht bestond en niet werd afgesloten met het oog op deze dienstopdracht.
§ 2. De Staat, de gemeente of de meergemeentezone treedt in de rechten en vorderingen van het betrokken personeelslid ten belope van het betaalde bedrag, zowel tegenover de verzekeringsmaatschappij als tegenover de mogelijk aansprakelijke derde.
§ 3. Indien in het raam van de informatieprocedure zou blijken dat de dekking van het risico voorzien in het verzekeringscontract kan worden behouden mits de betaling van een bijpremie, valt de bijpremie die verschuldigd is ingevolge het risico gelopen naar aanleiding van een buitenlandse dienstopdracht ten laste van de Staat, de gemeente of de meergemeentezone.".
HOOFDSTUK XI. - Wijzigingen van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid
Art. 75. In het opschrift van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid worden de woorden "tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie" vervangen door de woorden "betreffende het fonds voor de pensioenen van de federale politie".
Art. 76. Het opschrift van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
"Hoofdstuk II. - Fonds voor de pensioenen van de federale politie".
Art. 77. In artikel 2, 2°, van dezelfde wet worden de woorden "de geïntegreerde politie" vervangen door de woorden "de federale politie".
HOOFDSTUK XII. - Wijziging van de programmawet van 2 augustus 2002
Art. 78. In artikel 159 van de programmawet van 2 augustus 2002 wordt het woord "hulpagent" vervangen door het woord "agent".
HOOFDSTUK XIII. - Wijzigingen van de wet van 15 mei 2007 op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten
Art. 79. In artikel 2 van de wet van 15 mei 2007 op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten, wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt :
"3° "de Directeur-generaal" : de Directeur-generaal van de algemene directie van het middelenbeheer en de informatie bedoeld in artikel 93, § 1, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;".
Art. 80. In artikel 6, eerste lid, van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "de gouverneur van het Administratief Arrondissement Brussel-Hoofdstad" worden vervangen door de woorden "de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie";
2° de woorden "hun bevoegdheden" worden vervangen door de woorden "zijn bevoegdheden".
Art. 81. Artikel 20 van dezelfde wet, dat gedeeltelijk vernietigd is bij arrest nr. 181/2008 van het Grondwettelijk Hof, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Voor de bepaling van de jaren dienstactiviteit bedoeld in de artikelen 17 en 18, wordt de duur van de werkelijke prestaties in aanmerking genomen die het personeelslid bij de Algemene Inspectie heeft verricht, met uitsluiting van de periodes van detachering naar en terbeschikkingstelling van een andere dienst.".
Art. 82. In artikel 22 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende :
"De terugzending kan slechts worden voorgesteld en de maatregel tot verwijdering kan slechts worden getroffen nadat het personeelslid in zijn middelen van verdediging gehoord is door de Inspecteur-generaal over alle feiten die hem ten laste gelegd worden.";
2° het vroegere vierde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt vervangen als volgt :
"De Koning regelt de nadere regels van de terugzending en van de verwijdering van het personeelslid.".
HOOFDSTUK XIV. - Wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex
Art. 83. In artikel 93, § 1, van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende :
"De spoorweginfrastructuurbeheerder dient eveneens, via het oproepnummer 101/112, de politiediensten onmiddellijk in te lichten over ieder ongeval en ernstig ongeval.";
2° in het derde lid worden de woorden "in het eerste en tweede lid" vervangen door de woorden "in het eerste en derde lid".
HOOFDSTUK XV. - Wijziging van de wet van 18 maart 2014 betreffende het politionele informatiebeheer en tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en het Wetboek van strafvordering
Art. 84. In artikel 57 van de wet van 18 maart 2014 betreffende het politionele informatiebeheer en tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en het Wetboek van strafvordering, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "twee jaren" vervangen door de woorden "drie jaren";
2° in het tweede lid worden de woorden "drie jaren" vervangen door de woorden "vier jaren".
HOOFDSTUK XVI. - Wijzigingen van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse
Art. 85. In de artikelen 5, eerste lid, 6°, 28, derde lid, 5°, gewijzigd bij de wet van 1 april 1999, en 29, eerste lid, 6°, van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, worden de woorden "licentiaat in de rechten" telkens vervangen door de woorden "master in de rechten".
HOOFDSTUK XVII. - Wijzigingen van de wet van 11 december 1998 tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen
Art. 86. In artikel 5, § 3, van de wet van 11 december 1998 tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, gewijzigd bij de wet van 3 mei 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "of als deze onder het geheim van een lopend opsporings- of gerechtelijk onderzoek vallen," ingevoegd tussen de woorden "om een van de in § 2, vierde lid, genoemde redenen," en de woorden "geheim zijn";
2° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin :
"Als deze geheimen betrekking hebben op een lopend opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek, overlegt het beroepsorgaan hierover voorafgaandelijk met de bevoegde magistraat.".
Art. 87. In artikel 9 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 mei 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het derde lid, worden de woorden ", aan het geheim van een lopend opsporings- of gerechtelijk onderzoek" ingevoegd tussen de woorden "aan de bescherming van de bronnen" en de woorden "of aan de bescherming van het privé-leven van derden";
2° het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin :
"Als deze geheimen betrekking hebben op een lopend opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek, overlegt het beroepsorgaan hierover voorafgaandelijk met de bevoegde magistraat.".
HOOFDSTUK XVIII. - Wijzigingen van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's
Art. 88. In artikel 9, vierde lid, van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's, ingevoegd bij de wet van 3 augustus 2012,
wordt de zin
"De voorwaarden en nadere regels met betrekking tot de vrije toegang tot de beelden voor de politiediensten worden bepaald in een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer"
vervangen door de zinnen
"Na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepaalt de Koning, in een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wat voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder "toegang in real time", "vrije toegang", "kosteloze toegang", en "het net van de openbare vervoersmaatschappijen" en bepaalt Hij de basisprincipes inzake verantwoordelijkheid, plaatsing, beveiliging, toegankelijkheid en wederzijdse informatie-uitwisseling.
De technische en praktische nadere regels betreffende de vrije toegang tot de beelden, de overdracht en de beveiliging ervan worden bepaald in een protocolakkoord tussen de betrokken politiedienst en openbare vervoersmaatschappij.
HOOFDSTUK XIX. - Wijziging van de wet van 4 april 2014 tot wijziging van artikel 41 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt met het oog op het waarborgen van de identificatie van de politieambtenaren en politieagenten en de betere bescherming van hun persoonlijke levenssfeer
Art. 89. Artikel 3 van de wet van 4 april 2014 tot wijziging van artikel 41 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt met oog op het waarborgen van de identificatie van de politieambtenaren en politieagenten en de betere bescherming van hun persoonlijke levenssfeer wordt opgeheven.
TITEL III. - Diverse bepalingen
Art. 90. De artikelen IV.I.60 en VII.II.50 RPPol worden bekrachtigd met ingang van hun respectieve dag van inwerkingtreding.
Art. 91. De wet van 4 april 2014 tot wijziging van artikel 41 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, met het oog op het waarborgen van de identificatie van de politieambtenaren en politieagenten en de betere bescherming van hun persoonlijke levenssfeer treedt in werking op dezelfde dag als deze wet.
TITEL IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 92. § 1. De beschermingsassistenten van de Veiligheid van de Staat, belast met het uitvoeren van opdrachten van persoonsbescherming en in dienstactiviteit bij de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat, worden, met behoud van hun graad, overgeplaatst naar een bijzondere personeelscategorie binnen de federale politie.
Vanaf de datum van hun overplaatsing naar de bijzondere personeelscategorie binnen de federale politie zijn de voormalige beschermingsassistenten van de Veiligheid van de Staat onderworpen aan de statutaire wetten en reglementen die van toepassing zijn op de personeelsleden van de politiediensten, met uitzondering van de mobiliteitsregeling bedoeld in artikel 128 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de heropneming bedoeld in artikel 86bis van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten en van volgende aangelegenheden, waarvoor zij onderworpen blijven aan de statutaire wetten en reglementen die in hun hoedanigheid van beschermingsassistent van de Veiligheid van de Staat op hen van toepassing waren voorafgaand aan hun overplaatsing naar de federale politie :
1° de weddeschalen welke ze genoten in de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat;
2° de toelagen, premies en de vergoedingen bepaald door de Koning;
3° de reglementering van de baremische loopbaan, met inbegrip van de anciënniteiten;
4° de statutaire voordelen welke ze genoten in de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat bepaald door de Koning.
De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de beschermingsassistenten na hun overplaatsing dienen te voldoen om te kunnen deelnemen aan vergelijkende wervingsselecties voor inspecteur bij de Veiligheid van de Staat.
Voor de toepassing van de wetten en reglementen die van toepassing zijn op de personeelsleden van de politiediensten worden de voormalige beschermingsassistenten van de Veiligheid van de Staat, beschouwd als personeelsleden van het basiskader van de algemene directie bestuurlijke politie van de federale politie.
Van zodra ze zijn geslaagd in de vereiste opleiding, welke wordt georganiseerd binnen de vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet, worden ze met de graad van inspecteur van politie opgenomen in het operationeel kader van de federale politie en worden ze ambtshalve onderworpen aan alle bepalingen die het statuut of de rechtspositie van de personeelsleden van de politiediensten uitmaken.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de andere nadere regels en voorwaarden van de overplaatsing naar de bijzondere personeelscategorie binnen de federale politie alsook van de overplaatsing, mits het met vrucht beëindigen van de vereiste opleiding, naar het operationeel kader van de federale politie.
§ 2. Vanaf de overplaatsing naar de bijzondere personeelscategorie binnen de federale politie, zijn de volgende artikelen van de wet op het politieambt van toepassing op de beschermingsassistenten :
- artikel 14;
- artikel 26, eerste en derde lid;
- artikel 28, § 1;
- artikel 29, eerste, derde en vierde lid;
- de artikelen 30 tot 37bis;
- artikel 38, eerste lid, 1° tot 3°, en tweede en derde lid;
- de artikelen 41 en 42;
- artikel 44/1, §§ 3 en 4;
- artikel 44/11/1.
§ 3. De artikelen 47 tot 53 van de wet op het politieambt inzake burgerlijke aansprakelijkheid, rechtshulp en zaakschade zijn van toepassing op de overgeplaatste beschermingsassistenten.
Art. 93. Een protocolakkoord, afgesloten tussen de ministers bevoegd voor Binnenlandse Zaken en voor Justitie, bepaalt de concrete overheveling naar de algemene directie bestuurlijke politie van de federale politie, van de uitrusting, de bewapening en de vervoersmiddelen van de Veiligheid van de Staat, toegewezen voor het uitvoeren van opdrachten van persoonsbescherming.
Art. 94. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de datum van inwerkingtreding van de artikelen 5, 8, 17 tot 23 en van de artikelen 92 en 93.
Artikel 67 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2015.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 21 april 2016.
FILIP
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en
Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,
J. JAMBON
De Minister van Justitie,
K. GEENS
De Minister van Defentie,
belast met Amtenarenzaken,
S. VANDEPUT
De Minister van Mobiliteit, belast met Belgocontrol en de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen,
F. BELLOT
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
K. GEENS
_______
Nota
(1)
Kamer van volksvertegenwoordigers
(www.dekamer.be) :
Stukken : 54-1644 - 2015/2016.
Integraal verslag : 3 maart 2016.