Publicatie : 2008-02-21
Numac : 2008000193

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
10 FEBRUARI 2008. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop wordt aangegeven dat er camerabewaking plaatsvindt



ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's, inzonderheid op de artikelen 5, § 3, derde lid, 6, § 2, derde lid en 7, § 2, vierde lid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 mei 2007;
Gelet op het advies nr. 22/2007 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 13 juni 2007;
Gelet op het advies van de adviesraad van de burgemeesters, gegeven op 10 september 2007;
Gelet op het advies nr. 43.730/2 van de Raad van State, gegeven op 13 november 2007, in toepassing van het artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op de opmerkingen die door de Europese Commissie werden gemaakt in toepassing van richtlijn 98/34/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, gewijzigd bij richtlijn 98/48/EEG van het Europees Parlement en de Raad van Europese Gemeenschappen van 20 juli 1998, inzonderheid op het artikel 9, 7°;
Op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken,
Besluit :

Artikel 1.
De pictogrammen, bedoeld in artikel 5, § 3, derde lid, van de wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's, hierna « de wet » genoemd, alsook de pictogrammen, bedoeld in artikel 6, § 2, derde lid van de wet, geplaatst aan de toegang van een voor het publiek toegankelijke besloten plaats, waarvan de toegang niet wordt afgebakend door een onroerend bouwwerk, voldoen aan de volgende voorschriften :
1° ze hebben als afmetingen 0,60 x 0,40 m;
2° ze voldoen aan het model en de kleuren van het model opgenomen in bijlage bij dit besluit;
3° ze bestaan uit één enkele aluminiumplaat van minstens 1,5 mm dikte.
Als, in een niet besloten plaats, de toegangen niet van elkaar kunnen onderscheiden worden, duidt de verantwoordelijke voor de verwerking de plaatsen aan waar de pictogrammen, bedoeld in artikel 5, § 3, derde lid, van de wet, zullen aangebracht worden, zodat een zekere toegankelijkheid tot de informatie gegarandeerd wordt.

Art. 2.
De pictogrammen, bedoeld in artikel 6, § 2, derde lid, van de wet, geplaatst aan de toegang van een voor het publiek toegankelijke besloten plaats, waarvan de toegang wordt afgebakend door een onroerend bouwwerk, voldoen aan de voorschriften zoals bedoeld in artikel 1 van dit besluit of aan de volgende voorschriften :
1° ze hebben als afmetingen 0,30 x 0,20 m;
2° ze voldoen aan het model en de kleuren van het model opgenomen in bijlage bij dit besluit;
3° ze bestaan uit één enkele aluminiumplaat van minstens 1,5 mm dikte of uit een geplastificeerde sticker.
De verantwoordelijke voor de verwerking moet erover waken dat het gekozen model van pictogram met zekerheid de informatie zichtbaar weergeeft, gelet onder meer op de breedte en de vorm van de toegang en eventueel het aantal aangebrachte exemplaren.

Art. 3.
De pictogrammen, bedoeld in artikel 7, § 2, vierde lid, van de wet,voldoen aan de voorschriften zoals bedoeld in artikelen 1 of 2 van dit besluit of aan de volgende voorschriften :
1° ze hebben als afmetingen 0,15 x 0,10 m;
2° ze voldoen aan het model en de kleuren van het model opgenomen in bijlage bij dit besluit;
3° ze bestaan uit één enkele aluminiumplaat van minstens 1,5 mm dikte of uit een geplastificeerde sticker.
De verantwoordelijke voor de verwerking moet erover waken dat het gekozen model van pictogram met zekerheid de informatie zichtbaar weergeeft, gelet onder meer op de breedte en de vorm van de toegang en eventueel het aantal aangebrachte exemplaren.

Art. 4.
Op de pictogrammen, bedoeld in de artikelen 1 tot 3 van dit besluit, of op een aanhangende drager, worden daarenboven op zichtbare en leesbare wijze de volgende vermeldingen aangebracht :
1° « Camerabewaking - Wet van 21 maart 2007 »;
2° de naam van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de verwerking, en in voorkomend geval van zijn/haar vertegenwoordiger, bij wie de betrokken personen de rechten bedoeld in de artikelen 10 en 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, kunnen uitoefenen;
3° het postadres en, in voorkomend geval, het e-mailadres waarop de verantwoordelijke voor de verwerking of zijn vertegenwoordiger bereikt kan worden.
Als deze vermeldingen in verschillende talen opgesteld worden, kunnen ze op verschillende eentalige pictogrammen of aanliggende dragers worden aangebracht.

Art. 5.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 februari 2008.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
P. DEWAEL
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 februari 2008 tot vaststelling van de wijze waarop wordt aangegeven dat er camerabewaking plaatsvindt.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
P. DEWAEL