Moniteur Belge - Belgisch Staatsblad
Publicatie : 2014-03-24
|
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN |
FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's, het artikel 5, § 4, tweede lid;
Gelet op het protocol nr. 222/5 van 30 januari 2008 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 februari 2008;
Gelet op het advies van de adviesraad van de burgemeesters, gegeven op 6 februari 2008;
Gelet op de adviezen nr. 04/2008 en 50/2013 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 27 februari 2008 en 15 oktober 2013;
Gelet op het protocol nr. 2008/1 van 6 maart 2008 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op adviezen nr. 44.652/2 en 54.950/2 van de Raad van State, gegeven op 30 juni 2008 en 10 februari 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenlomstig artikels 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Overwegende de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, artikel 44/1;
Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. De personen die gemachtigd zijn om de beelden van de bewakingscamera's die in niet-besloten plaatsen geïnstalleerd zijn in real time te bekijken worden binnen de volgende categorieën aangewezen, in overleg met de verantwoordelijke voor de verwerking voor de niet-besloten plaats, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's :
1° de agenten van politie;
2° de personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de politiediensten;
3° de militairen die werden ter beschikking gesteld van het administratief en logistiek kader van de politiediensten overeenkomstig de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever, gedurende de periode voorafgaand aan hun benoeming binnen het administratief en logistiek kader.
Deze personen worden aangewezen door de korpschef van de betrokken politiezone of, desgevallend, door het diensthoofd of de betrokken directeur van de federale politie.
Art. 2. Tijdens het bekijken van de beelden in real time hebben de bevoegde personen, bedoeld in artikel 1, een permanente communicatiemogelijkheid met de politiedienst onder wiens controle zij de beelden bekijken.
Wanneer ze bij het bekijken van de beelden een feit dat een misdrijf oplevert of dat een schadegeval, overlast of een openbare ordeverstoring veroorzaakt, of een element of een aanwijzing vaststellen waardoor ze kunnen denken dat een dergelijk feit wordt voorbereid of zal worden gepleegd, brengen deze personen dit feit, dit element of deze aanwijzing onmiddellijk ter kennis van deze politiedienst.
Art. 3. De personen die aangeduid werden overeenkomstig artikel 1 kunnen zich slechts toeleggen op het bekijken van de beelden indien zij een opleiding van 8 uur hebben gevolgd waarvan het programma, behalve uit praktische oefeningen, minstens uit de volgende vakken bestaat :
1° Beginselen van observatie en herkenning van gedragingen en situaties die gemeld moeten worden in het kader van camerabewaking, met inbegrip van de basisprincipes van de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en in het bijzonder de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's;
2° Functie van operator en deontologie.
Een eenvormige syllabus, goedgekeurd door de Minister van Binnenlandse Zaken, wordt overhandigd aan de personen die de opleiding volgen.
Art. 4. De opleiding beschreven in artikel 3 wordt verstrekt door de politiescholen, nader genoemd in het artikel 142bis van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, die nadat ze aangetoond hebben de opleiding beschreven in artikel 3 correct te kunnen verstrekken, hiertoe aangewezen zijn door de Minister van Binnenlandse Zaken of diegene die hij daartoe aanwijst.
De Minister van Binnenlandse Zaken roept hiertoe de politiescholen op een dossier van kandidaatstelling in te dienen.
Art. 5. Om aangewezen te worden, moeten de opleidingsinstellingen bedoeld in artikel 4 :
1° zich engageren om opleidingen te geven waarvan het cursusprogramma ten minste het minimumprogramma bevat zoals bepaald in artikel 3;
2° de syllabus bedoeld in artikel 3 ter beschikking stellen van de cursisten;
3° het nodige didactische materiaal ter beschikking hebben om de opleiding in overeenstemming met de doelstellingen van dit besluit te kunnen verstrekken.
Art. 6. De Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 maart 2014.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
Mevr. J. MILQUET