Publicatie : 2018-06-01
Numac : 2018012358

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
28 MEI 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 februari 2008 tot vaststelling van de wijze waarop wordt aangegeven dat er camerabewaking plaatsvindt



FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's, artikelen 5, § 3, 5de lid, 6, § 2, 5de lid, 7, § 2, 6de lid, gewijzigd door de wet van 21 maart 2018 en artikel 7/3, § 2, 3de lid, ingevoegd door de wet van 21 maart 2018;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 februari 2008 tot vaststelling van de wijze waarop wordt aangegeven dat er camerabewaking plaatsvindt, gewijzigd door koninklijk besluit van 21 augustus 2009;
Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, op 27 februari 2018, met toepassing van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;
Gelet op het advies nr. 26/2018 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 21 maart 2018;
Gelet op het advies nr. 63.334/2 van de Raad van State, gegeven op 14 mei 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 juni 1973;
Overwegende de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;
Op de voordracht van de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.
In artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 februari 2008 tot vaststelling van de wijze waarop wordt aangegeven dat er camerabewaking plaatsvindt, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de woorden « derde lid » worden telkens vervangen door de woorden « vijfde lid »;
b) in het eerste lid, worden de woorden « en in artikel 7/3, § 2, tweede lid, » ingevoegd tussen de woorden « artikel 6, § 2, vijfde lid » en de woorden « van de wet ».

Art. 2.
In artikel 2 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in het eerste lid, worden de woorden « derde lid » vervangen door de woorden « vijfde lid »;
b) in het eerste lid, worden de woorden « en in artikel 7/3, § 2, tweede lid, » ingevoegd tussen de woorden « artikel 6, § 2, vijfde lid » en de woorden « van de wet ».

Art. 3.
In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, worden de woorden « vierde lid » vervangen door de woorden « zesde lid »;
2° in het eerste lid, worden de woorden « en in artikel 7/3, § 2, tweede lid, » ingevoegd tussen de woorden « artikel 7, § 2, zesde lid » en de woorden « van de wet ».
3° de woorden « geplaatst aan de toegang van een niet voor het publiek toegankelijke besloten plaats, » worden ingevoegd tussen de woorden « van de wet, » en « voldoen aan de voorschriften ».

Art. 4.
In hetzelfde besluit, wordt een artikel 3/1 ingevoegd, luidend als volgt:
« Art. 3/1. De pictogrammen bedoeld in artikel 7/3, § 2, eerste lid, 1°, van de wet, aangebracht op de voertuigen aan boord waarvan mobiele bewakingscamera's voor automatische nummerplaatherkenning zijn geïnstalleerd, voldoen aan de volgende voorschriften:
1° ze hebben als afmetingen 0,297 x 0,21m of 0,15 x 0,10m;
2° ze voldoen aan het model en de kleuren van het model opgenomen in bijlage bij dit besluit;
3° ze bestaan uit een geplastificeerde sticker.
De verantwoordelijke voor de verwerking waakt erover dat de informatie met zekerheid zichtbaar is, gelet op het type voertuig waarop het pictogram wordt aangebracht en op het aantal aangebrachte exemplaren. »

Art. 5.
In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) In 2°, worden de woorden « de artikelen 10 en 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens » vervangen door de woorden « de algemene verordening gegevensbescherming ».
b) in 3°, worden de woorden « of het telefoonnummer, » ingevoegd tussen het woord "e-mailadres" en het woord "waarop";
c) er wordt een 4° ingevoegd, luidende:
« 4° in voorkomend geval, de gegevens van de functionaris voor de gegevensbescherming; »;
d) er wordt een 5° ingevoegd, luidende:
« 5° in voorkomend geval, de website van de verantwoordelijke voor de verwerking, waar de betrokken personen alle informatie over de beeldverwerking door middel van deze bewakingscamera's kunnen raadplegen. ».
e) het artikel wordt aangevuld door een lid, luidende:
« Wanneer het gaat om camerabewaking door middel van camera's voor automatische nummerplaatherkenning, wordt de vermelding « ANPR » in duidelijk zichtbare zwarte hoofdletters toegevoegd op het pictogram, aan de binnenkant van de tekening van de bewakingscamera. ».

Art. 6.
De pictogrammen die zijn aangebracht voor de inwerkingtreding van dit besluit, moeten voldoen aan de voorschriften bedoeld in de artikelen 1 tot 5 binnen een termijn van zes maanden vanaf de inwerkingtreding.

Art. 7.
De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 mei 2018.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,
J. JAMBON