Publicatie : 2019-06-04
Numac : 2019012137

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
22 MEI 2019. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop het gebruik van vaste en tijdelijk vaste camera's door de politiediensten wordt aangegeven



VERSLAG AAN DE KONING


Sire,
Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb te Uwer ondertekening voor te leggen beoogt gevolg te geven aan de verplichting opgelegd in artikel 25/2, § 2, 1°, van de wet op het politieambt, met name het bepalen van een pictogram ter aanduiding van politioneel cameragebruik. Omdat het gebruik van camera's door de politie uit het toepassingsgebied van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's (hierna "camerawet") gehaald is door de wet van 21 maart 2018 tot wijziging van de wet op het politieambt om het gebruik van camera's door de politiediensten te regelen, en tot wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's, van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, ontstond de noodzaak voor een aangepast pictogram.

Het koninklijk besluit werd opgesteld, niet alleen teneinde een volledige en juiste informatie te garanderen voor de burger, maar eveneens met als doel zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de bestaande situaties, ontstaan bij toepassing van het koninklijk besluit van 10 februari 2008 tot vaststelling van de wijze waarop wordt aangegeven dat er camerabewaking plaatsvindt (hierna KB van 10 februari 2008), dit teneinde de feitelijke impact ervan te beperken.


Immers, in bepaalde gemeentes zijn camera's geplaatst en aangegeven geweest door de gemeentelijke overheid met toepassing van de camerawet, doch deze worden nu de facto overgedragen onder de verantwoordelijkheid van de politiediensten die ze vanaf heden gebruiken in het raam van de bepalingen van de wet op het politieambt. Het doel is om te vermijden dat alle pictogrammen die geplaatst zijn geweest door de gemeentes volledig zouden moeten worden vervangen door nieuwe pictogrammen in uitvoering van de wet op het politieambt.

Het is dan ook noodzakelijk dat er op een gerichte manier kan gewerkt worden opdat er met een minimaal aan handelingen kan tegemoet gekomen worden aan het nieuwe reglementaire kader. In die zin kunnen de wijzigingen, die in uitvoering van dit besluit verplicht zijn, worden aangebracht door gebruik te maken van stickers op de bestaande pictogrammen.
Dit gebruik van stickers ter actualisering van de reeds geplaatste pictogrammen mag evenwel niet verward worden met de reeds bestaande werkwijze van het gebruiken van pictogrammen onder de vorm van stickers ter aanduiding van het gebruik van camera's op besloten plaatsen. Ook deze werkwijze wordt behouden.

De artikelen 1 tot en met 3 bepalen de voorschriften waaraan de pictogrammen dienen te voldoen, dit respectievelijk voor de niet-besloten plaatsen (bv. de openbare weg),
de voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen (bv. de voor het publiek toegankelijke plaatsen van politiegebouwen)
en de voor het publiek niet toegankelijke besloten plaatsen (bv. de politiecellen).

Onder meer de afmetingen waaraan de pictogrammen dienen te voldoen worden hierin bepaald. Teneinde de feitelijke impact te beperken, zoals hierboven reeds aangehaald, werden de reeds bestaande afmetingen, zoals vermeld in het KB van 10 februari 2008, hernomen.

Het gekende centrale teken van de camera blijft ook bewaard, teneinde voor de burger een blijvende graad van herkenbaarheid bij de aanduiding van aanwezigheid van camera's te verzekeren. Echter met het oog op herkenbaar te zijn als "camera van de politiediensten" wordt er voorzien in het aanbrengen van het logo van de geïntegreerde politie. Zodoende zal de burger niet alleen geïnformeerd zijn van het feit dat hij gefilmd wordt, doch daarenboven is het ook visueel duidelijk dat dit gebruik plaatsvindt door de politie (zie infra toelichting bij artikel 5). Hierdoor wordt er tegemoet gekomen aan de wens van de wetgever, "want het belangrijkste is hier om de burgers ervan op de hoogte te brengen dat het de politie is die op die plaats camera's gebruikt" (Parl.St., Kamer, nr. 54/003, p. 67).

Met artikel 4 wordt de situatie geregeld wanneer eenzelfde camera wordt gebruikt door zowel een openbare overheid als door de politiediensten. Het gebruik van deze zelfde camera heeft immers twee verschillende wettelijke basissen (enerzijds de camerawet en anderzijds de wet op het politieambt). Teneinde te vermijden dat er hierdoor twee verschillende pictogrammen moeten geplaatst worden, wordt er in deze specifieke situatie voorzien in de mogelijkheid tot het "delen" van het pictogram.

Concreet wordt het logo van de geïntegreerde politie door middel van een sticker aangebracht op het reeds door de openbare overheid geplaatste pictogram, dit teneinde aan te geven dat er sprake is van medeverantwoordelijkheid. Dergelijke maatregel bestendigt ook de wens voor een minimaal aantal uit te voeren aanpassingen.
Deze bepaling is uitsluitend van toepassing op de hypothese waarbij dezelfde camera wordt gebruikt door zowel de politiediensten als een openbare overheid. Indien dergelijk gezamenlijk gebruik van technologie plaatsvindt tussen de politiediensten enerzijds en een andere entiteit die geen openbare overheid is anderzijds (zoals bv. in luchthavens of havenfaciliteiten), dan behoudt elke gebruiker van de camera zijn eigen verplichting tot het plaatsen van een pictogram en zullen er dus twee verschillende pictogrammen moeten geplaatst worden. Het betreft hier immers niet alleen twee verschillende wettelijke basissen (enerzijds de Camerawet en anderzijds de wet op het politieambt), doch daarenboven ook verschillende finaliteiten (i.t.t. de situatie waarbij er een gebruik is samen met een openbare overheid, waarbij ook gelijkaardige finaliteiten kunnen nagestreefd worden).

Het ontwerpartikel 4 voorziet niet in de vermelding van de politiedienst die de camera gebruikt, noch van een contactpersoon van deze laatste, naast de reeds aanwezige vermeldingen voor de openbare overheid. In haar advies 4/2019 meent het Controleorgaan op de politionele informatie dat dit een inbreuk uitmaakt op artikel 37 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens (hierna "wet gegevensbescherming"), dat de informatiecategorieën die mede te delen zijn aan de personen wiens gegevens worden verwerkt opsomt. Het betreft hier echter een gezamenlijke verantwoordelijkheid in de zin van artikel 52 van de wet gegevensbescherming, dus niets verzet zich er tegen dat de verplichtingen van de verschillende verwerkingsverantwoordelijken, inzonderheid betreffende de mededeling van de informatie bedoeld in artikel 37 van de wet gegevensbescherming, op transparante wijze gedeeld zouden worden door deze laatsten.

Overigens doet ontwerpartikel 4 geen afbreuk aan het door de wetgever nagestreefde doel, te weten het ter beschikking stellen aan de betrokken personen van de informatie waarop zij recht hebben, zoals de identificatie van de mede-verwerkingsverantwoordelijke. Immers, de betrokken persoon die zich richt tot de openbare overheid aangegeven op het pictogram met het oog op het identificeren en, desgevallend, contacteren van de politiedienst die de verantwoordelijkheid van de verwerking deelt, zal alle hiervoor nodige gegevens bekomen.

Ten slotte wordt er in artikel 5 bepaald welke minimale vermeldingen er juist moeten aangebracht worden op het pictogram:
De wettelijke basis (de wet op het politieambt) wordt uitdrukkelijk vermeld, niet alleen om de burger te informeren doch ook om duidelijk aan te geven dat het hier geen "camerabewaking" is in de zin van de camerawet;
De gebruiker van de camera (politiezone of directie van de federale politie) wordt geïdentificeerd opdat betrokkene weet waar hij terecht kan om zijn rechten uit te oefenen. Dit is ook een verplichting overeenkomstig de wet gegevensbescherming;

De contactgegevens die betrokkene kan gebruiken om contact op te nemen met de in het vorige lid vermelde dienst moeten ook aangebracht worden. De keuze van contactgegevens (adres, telefoon, email, ...) wordt echter overgelaten aan de appreciatie van de voormelde diensten, die hierover kunnen beslissen rekening houdende met hun lokale praktijken. De enige doorslaggevende voorwaarde is dat er een effectieve wijze van contactname moet worden voorzien;
Ten slotte, zoals hierboven reeds aangehaald, wordt er voorzien in het aanbrengen van het logo van de geïntegreerde politie opdat er geen twijfel mogelijk kan zijn in hoofde van de burger dat het om een camera gaat die gebruikt wordt door de politie.

In artikel 6 wordt voorzien in een overgangsbepaling, meer bepaald dat de reeds geplaatste pictogrammen tegen uiterlijk 25 mei 2019 dienen aangepast te zijn aan de nieuwe bepalingen. Deze datum stemt overeen met het einde van de overgangsperiode voorzien in artikel 88 van de wet van 21 maart 2018 tot wijziging van de cameraregelgeving voor het in overeenstemming brengen met de nieuwe bepalingen van de reeds vóór de inwerkingtreding van de wet van 21 maart 2018 geplaatste en gebruikte camera's.

De opmerking van de Raad van State met betrekking tot het 7de lid van de aanhef werd niet gevolgd, het voorliggend ontwerp is immers een technisch voorschrift dat het voorwerp moet uitmaken van een mededeling overeenkomstig de richtlijn 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij. Noch de Europese Commissie noch de Lidstaten hebben in het raam van de gedane mededeling opmerkingen gemaakt.

Ik heb de eer te zijn,
Sire,
Van Uwe Majesteit,
de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar,
De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,
P. DE CREM

ADVIES 65.745/2 VAN 23 APRIL 2019 VAN DE RAAD VAN STATE,

AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT VASTSTELLING VAN DE WIJZE WAAROP HET GEBRUIK VAN VASTE EN TIJDELIJK VASTE CAMERA'S DOOR DE POLITIEDIENSTEN WORDT AANGEGEVEN'
Op 22 maart 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vaststelling van de wijze waarop het gebruik van vaste en tijdelijk vaste camera's door de politiediensten wordt aangegeven'.
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 23 april 2019. De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Luc Detroux en Patrick Ronvaux, staatsraden, en Béatrice Drapier, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Véronique Schmitz, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 23 april 2019.
Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of het ontwerp onder die beperkte bevoegdheid valt, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van alle feitelijke gegevens die de regering in aanmerking kan nemen als zij moet beoordelen of het nodig is een verordening vast te stellen of te wijzigen.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

VOORAFGAANDE VORMVEREISTEN
1. Advies nr. 4/2019 van het Controleorgaan op de politionele informatie van 18 januari 2019 is aan de afdeling Wetgeving overgezonden in het Nederlands.
Met betrekking tot het feit dat dit advies niet in het Frans bestaat, wordt verwezen naar de kritiek van de afdeling Wetgeving in haar advies 65.312/2, op 4 maart 2019 gegeven over een voorontwerp van wet `betreffende het politionele informatiebeheer en tot wijziging van de wet op het politieambt en de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus'.
2. In het zevende lid van de aanhef wordt verwezen naar de mededeling die op 20 december 2018 aan de Europese Commissie is gedaan, met toepassing van artikel 5 van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 `betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij'.
De Europese Commissie heeft evenwel geoordeeld dat "[h]et ontwerp geen technisch voorschrift (is)...".
Aangezien de mededeling aan de Europese Commissie dus niet verplicht was, dient de zevende aanhefverwijzing omgevormd te worden tot een overweging.
De griffier,
B. DRAPIER
De voorzitter,
P. VANDERNOOT



22 MEI 2019. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop het gebruik van vaste en tijdelijk vaste camera's door de politiediensten wordt aangegeven

 

FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet op het politieambt, artikel 25/2, § 2, 1° ;
Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 10 januari 2019;
Gelet op advies nr. 4/2019 van het Controleorgaan op de politionele informatie, gegeven op 18 januari 2019;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 13 februari 2019;
Overwegende dat het advies van de Raad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn is gegeven en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op advies nr. 65.745/2 van de Raad van State, gegeven op 23 april 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 juni 1973;
Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, op 20 december 2018, met toepassing van artikel 5 van de richtlijn 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;
Op de voordracht van de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :


Artikel 1. De pictogrammen, bedoeld in artikel 25/2, § 2, 1°, van de wet op het politieambt, hierna "de wet" genoemd, ter aanduiding van het gebruik van vaste en tijdelijk vaste camera's op een niet-besloten plaats in het kader van artikel 25/3, § 1, 1°, van de wet, voldoen aan de volgende voorschriften:
1° ze hebben als afmeting 0,60 x 0,40 m;
2° ze voldoen aan het model en de kleuren van het model opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit;
3° ze bestaan uit één enkele aluminiumplaat van minstens 1,5 mm dikte;
4° ze zijn geplaatst op een wijze waardoor een zekere toegankelijkheid tot de informatie gegarandeerd wordt.

Art. 2. De pictogrammen, bedoeld in artikel 25/2, § 2, 1°, van de wet, ter aanduiding van het gebruik van vaste en tijdelijk vaste camera's op een voor het publiek toegankelijke besloten plaats in het kader van artikel 25/3, § 1, 1° en 2°, b), c) en d), van de wet, voldoen aan de volgende voorschriften:
1° ze hebben als afmeting 0,297 x 0,21 m of 0,15 x 0,10 m;
2° ze voldoen aan het model en de kleuren van het model opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit;
3° ze bestaan uit één enkele aluminiumplaat van minstens 1,5 mm dikte of uit een geplastificeerde sticker;
4° ze zijn geplaatst aan iedere toegang van de besloten plaats op een wijze waardoor een zekere toegankelijkheid tot de informatie gegarandeerd wordt, gelet onder meer op de vorm van de toegang en eventueel het aantal aangebrachte exemplaren.

Art. 3. De pictogrammen, bedoeld in artikel 25/2, § 2, 1°, van de wet, ter aanduiding van het gebruik van vaste en tijdelijk vaste camera's op een voor het publiek niet toegankelijke besloten plaats in het kader van artikel 25/3, § 1, 1° en 3°, b) en c), van de wet, voldoen aan de volgende voorschriften:
1° ze hebben als afmeting 0,15 x 0,10 m;
2° ze voldoen aan het model en de kleuren van het model opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit;
3° ze bestaan uit één enkele aluminiumplaat van minstens 1,5 mm dikte of uit een geplastificeerde sticker;
4° ze zijn geplaatst aan iedere toegang van de besloten plaats op een wijze waardoor een zekere toegankelijkheid tot de informatie gegarandeerd wordt, gelet onder meer op de vorm van de toegang en eventueel het aantal aangebrachte exemplaren.

Art. 4. Wanneer een politiedienst en een openbare overheid samen verwerkingsverantwoordelijken zijn van een verwerking van beelden afkomstig van bewakingscamera's, wordt het logo van de geïntegreerde politie aangebracht op het pictogram geplaatst door de openbare overheid krachtens de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 10 februari 2008 tot vaststelling van de wijze waarop wordt aangegeven dat er camerabewaking plaatsvindt.
Het logo van de geïntegreerde politie bestaat uit een geplastificeerde sticker en voldoet aan het model en de kleuren van het model opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit.

Art. 5. De pictogrammen, bedoeld in de artikelen 1 tot 3 bevatten minstens de volgende vermeldingen die op zichtbare en leesbare wijze worden aangebracht:
1° "Wet op het politieambt";
2° de identificatie van de politiezone of de directie van de federale politie die de camera gebruikt en, in voorkomend geval, hun vertegenwoordiger bij wie de betrokken personen de rechten voorzien in de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens kunnen uitoefenen;
3° de contactgegevens waarop de diensten vermeld in punt 2° bereikt kunnen worden;
4° het logo van de geïntegreerde politie zoals opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit.
Als de vermeldingen bedoeld in 1° tot 3° in verschillende talen opgesteld worden, kunnen ze op verschillende eentalige pictogrammen of aanliggende dragers worden aangebracht.

Art. 6. De pictogrammen geplaatst door de politiediensten voor de inwerkingtreding van dit besluit moeten uiterlijk op 25 mei 2019 voldoen aan de bepalingen van dit besluit.

Art. 7. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 22 mei 2019.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,
P. DE CREM

Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 22 mei 2019 tot vaststelling van de wijze waarop het gebruik van vaste en tijdelijk vaste camera's door de politiediensten wordt aangegeven.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Pictogram Politie Bijlage 1 screenshot

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 22 mei 2019 tot vaststelling van de wijze waarop het gebruik van vaste en tijdelijk vaste camera's door de politiediensten wordt aangegeven.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,
P. DE CREM

Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 22 mei 2019 tot vaststelling van de wijze waarop het gebruik van vaste en tijdelijk vaste camera's door de politiediensten wordt aangegeven.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Pictogram Politie Bijlage 2 screenshot


Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 22 mei 2019 tot vaststelling van de wijze waarop het gebruik van vaste en tijdelijk vaste camera's door de politiediensten wordt aangegeven.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,
P. DE CREM